Zo krijgen we in Den Haag weer een gezonde debatcultuur

 

Politiek. Om te genezen van de huidige deprimerende bestuurscultuur moet Den Haag in therapie, stelt Bob de Ruiter. Het medicijn: stel zaken niet erger voor, luister naar elkaar en laat twijfel toe.

Nu het ene na het andere verkiezingsprogramma het licht ziet, kan het gezelschapsspel beginnen: zoek de verschillen. Die zijn er in overvloed. Er is echter één onderwerp waar haast iedereen naar snakt: de nieuwe bestuurscultuur. Dat is ook meteen het belangrijkste onderwerp. Want als die nieuwe cultuur inhoudt dat we constructiever met de tegenstellingen omgaan, bereiken we sneller akkoorden over al die dringende kwesties. Rest alleen nog die ene grote vraag: hoe gaat die nieuwe werkwijze er uit zien?

De trefwoorden hebben we al. Openheid, besluitvaardigheid en eerlijkheid. En natuurlijk: erkenning van fouten, grote lijnen en vooral geen geitenpaadjes. Maar dat zijn slechts etiketten, nu de inhoud nog. De man die de nieuwe cultuur verpersoonlijkt, Pieter Omtzigt, zal daar ongetwijfeld nog veel zinnigs over kunnen zeggen. Tegelijkertijd is de kwestie te groot om aan een enkeling over te laten; een levendig debat is op zijn plaats.

Negatieve gedachten

Laten we allereerst op een rijtje zetten wat er nou precies mis is met de oude politiek. Kunnen we de vinger op de zere plek leggen? Als we dat kunnen, weten we waarmee we moeten kappen. En waarmee we moeten beginnen.

De antwoorden liggen deels besloten in de lotgevallen van de Amerikaanse wetenschapper en auteur Greg Lukianoff. Hij ging een poos neerslachtig door het leven. Op een dag besloot hij in therapie te gaan; cognitieve therapie. Toen ontdekte hij dat hij er een hele reeks negatieve gedachten op na hield; verstoorde denkpatronen.

Zoals ‘catastrophizing’: de neiging om de dingen erger voor te stellen dan ze zijn en aan een enkel incident een noodlottige aanschakelijking van gebeurtenissen verbinden.

Ook niet goed voor zijn gemoed was de zogeheten ‘cognitieve dissonantie’: vasthouden aan een beeld of opvatting en alles negeren wat op het tegendeel wijst. Daardoor lukte het hem maar niet om dingen van een andere of positievere kant te bekijken.

Lukianoff ging bovendien gebukt onder zwart wit-denken. Het leven als zaak van goed versus fout, van wij versus zij. Tot overmaat van ramp combineerde hij dat met ‘mind reading.’ Invullen wat een ander denkt en dan op negatieve manier, terwijl een positieve interpretatie ook mogelijk is.

Eenmaal verlost van zijn negatieve reflexen keerde Lukianoff opgewekt terug op de campus van zijn universiteit. Daar wachtte hem een nieuwe schok: de negatieve gedachten die hij zichzelf had afgeleerd, hoorde hij nu in alle discussies weer terug! Het leek nu wel alsof iedereen in therapie moest.

En als hij nu eens niet op die campus maar op het Binnenhof zou zijn neergestreken? Zou hij dan niet ook ontgoocheld zijn geraakt? Wordt de Haagse debatcultuur niet evenzeer door ‘verstoorde denkpatronen’ ontsierd?

Neem om te beginnen die ‘catastrophizing’. Is dat niet schering en inslag? Ook de Toeslagenaffaire was uiteindelijk het resultaat van zaken erger voorstellen dan ze waren. De aanleiding was de ‘Bulgarenfraude’. Dat was op de keper beschouwd niet meer dan een ernstig incident. Toch werd daar in alle opwinding de conclusie aan verbonden dat alle ouders potentiële fraudeurs zijn. En dat leidde – ironisch genoeg – juist wel tot een noodlottige kettingreactie die resulteerde in een echte catastrofe.

Cognitieve dissonantie is ook zo ongeveer een constante in Kamerdebatten. Bijvoorbeeld als het over migratie en integratie gaat. Terwijl progressieven die ontwikkeling graag typeren als ‘een verrijking’, spreken hun rechtse en populistische tegenvoeters bij voorkeur over de daarmee samenhangende problemen en kosten.

Wij-zij denken

Intussen staan haast alle debatten in het teken van het wij-zij denken. Dat is onvermijdelijk in een pluriforme democratie, maar je kunt het ook overdrijven. Al denken fanatieke types van wel, het leven is geen ‘battle of good people against evil people’. Dat is een groot misverstand. Zeg maar gerust: een ernstig waandenkbeeld.

Al die irrationele denkpatronen kleurden het tijdvak van Rutte IV. Eindeloze debatten die niets opleveren, behalve verzuurde verhoudingen, waarop een reeks volgde van intriges, verdachtmakingen en wraakoefeningen. Resulterend in een complete verlamming, terwijl de dossiers zich hoog opstapelen.

Je hoort wel dat de mensen gewoon willen dat de problemen worden opgelost. Ja, maar daar is dan juist die nieuwe manier van politiek bedrijven voor nodig

Het is vooral het gebrek aan daadkracht dat de onvrede voedt. Terwijl iedereen doordrongen raakt van de urgentie van de problemen – van stikstof tot asiel, van woningmarkt tot klimaat – groeit de frustratie over het uitblijven van een aanpak. Je hoort ook wel dat de mensen gewoon willen dat de problemen worden opgelost. Ja, dat kan wel zijn, maar daar is dan juist die nieuwe manier van politiek bedrijven voor nodig.

Twijfel is uitstekend

Als we nu afrekenen met die negatieve en irrationele gedachten – en de eindeloze debatten die daar uit voortvloeien – worden de contouren van de nieuwe cultuur al zichtbaar. Dus geen grote woorden meer, geen groteske overdrijvingen, maar evenzeer stoppen met het simpelweg ontkennen van problemen.

Nog belangrijker: niet langer louter de argumenten opsommen die in het eigen straatje van pas komen, maar ook ingaan op die van de opponent. En dan vervolgens de afweging maken; wat weegt het zwaarst. Dat is dikwijls nog niet zo eenvoudig en daarom zal gezonde twijfel in het debat sluipen. We zullen de woordvoerders zien worstelen met de dilemma’s. En dat is uitstekend.

Want hierdoor zal het begrip over en weer groeien en al zullen meningsverschillen blijven bestaan, politici leren wel om daar constructiever mee om te gaan. De grootste winst? In deze sfeer zullen sneller besluiten genomen worden, en nog betere ook.