De speechschrijver die toekeek hoe D66 afgleed naar ‘een stam, een sekte’

 

Deze week: speechschrijver Bob de Ruiter en zijn ervaringen in D66. Ofwel: hoe D66 viel voor het tribalisme, geschrapte passages uit de HJ Schoo-lezing, en de raakvlakken met de affaire over onveiligheid in de partij.

Leestijd 4 minuten

Vorig jaar juni werd Bob de Ruiter (65), speechschrijver woonachtig in Portugal, benaderd door een D66-woordvoerder. De man vertelde dat Carla Pauw had geopperd contact met hem te zoeken.

Carla Pauw is een begrip in D66: zij was eerder adviseur van vrijwel alle D66-leiders, en staat ook Sigrid Kaag geregeld bij.

Bob de Ruiter vertelde dat de woordvoerder vroeg of hij samen met hem de HJ Schoo-lezing voor Sigrid Kaag wilde schrijven, die de D66-leider in september op verzoek van het weekblad EW zou houden.

Zij spraken af op het Plein in Den Haag. Alles leek doodnormaal.

De woordvoerder legde uit dat D66 haar kiezerspotentieel na de verkiezingszege in maart (24 zetels) verder wilde uitbreiden. De Ruiter, zelf D66-lid, opperde daarom een lezing over een „constructievere omgang met tegenstellingen”, en dat spraken ze af.

Ze mailden daarna nog wat over en weer, de woordvoerder ging op vakantie, en De Ruiter schreef de toespraak.

Hij stuurde zijn concept 8 augustus in: een pleidooi om buiten de eigen D66-wereld te kijken. „Om de motieven van niet-D66-kiezers te doorgronden, om bondgenootschappen te zoeken met mensen die D66 als tegenstander ziet.”

De woordvoerder reageerde blij volgens hem. Maar daarna gebeurden er „vreemde dingen”. Er kwam kritiek dat zijn tekst niet actueel was. Er viel stilte in.

En toen ineens, daags voor de HJ Schoo-lezing, vond hij Kaags spreektekst in zijn mailbox.

Zijn pleidooi voor constructieve politiek was vrijwel verdwenen: de tekst bulkte van de aanvallen op Mark Rutte – op zijn „politieke bijziendheid”, zijn gewoonte het land van de Toeslagenaffaire als „gaaf” te typeren, etc.

De Ruiter besloot de lezing toch te bezoeken, vertelde hij, „en na afloop had ik een plezierig gesprekje met Kaag en haar familie”.

D66 liet me weten dat Kaag de uiteindelijke keuzes zelf maakte, maar de kwestie liet Bob de Ruiter niet los: wat had hij nou meegemaakt?

En zo gebeurde het dat hij eind vorige week een essay over zijn ervaringen met deze toespraak op zijn website plaatste. We belden er deze week enkele malen over. „Ik wilde schetsen hoever D66 verwijderd is geraakt van de beweging die ze ooit was.”

En het was puur toeval, zei hij, maar zijn analyse had „ook raakvlakken” met de zaak over onveiligheid die de partij deze week in verlegenheid bracht.

Bob de Ruiter begon bij D66 in 1989, toen Hans van Mierlo, die hem Bobbie noemde, de partij leidde. De Ruiter kwam over van de PvdA, maar dat boeide Van Mierlo amper. Het klikte tussen de twee.

Ze voerden lange gesprekken als ze ’s avonds samen naar huis reden, en De Ruiter ging als speechschrijver met hem mee toen Van Mierlo in 1994 minister van Buitenlandse Zaken werd.

Voor Van Mierlo, zei De Ruiter, was de partij nooit een doel op zich. D66 moest geen nieuwe stroming zijn, geen normale partij, maar een beweging die zich tegenover de andere partijen plaatste – om opgeklopte tegenstellingen te ontmaskeren, en de democratie te verbeteren.

In die geest schreef De Ruiter zijn Schoo-lezing voor Kaag. „Niet preken voor eigen parochie. Preken voor de parochie van Nederland.” Alles bespreekbaar maken. „Uit de kring van de eigen kiezers breken.”

Hij baseerde zich mede op The Righteous Mind (2012) van de Amerikaanse psycholoog Jonathan Haidt, die liet zien dat „tribalisme” het logische vervolg is „van duizenden jaren strijd tussen stammen”, waardoor „loyaliteit en verraad onze sterkste emoties zijn”.

En de ironie was: juist zijn ervaring met de Schoolezing liet zien dat „D66 van een open beweging is veranderd in een stam, een sekte.”

De schijntegenstellingen waartegen Van Mierlo zich verzette zitten nu ook in de partij. „Hans aarzelde bijna altijd. Nu weet D66 alles zeker.”

De Ruiter geeft als zelfstandig speechschrijver al jaren cursussen binnen D66 en ziet de gevolgen.

„We zijn een partij met een frame geworden, een schema waarin staat waarover onze politici wel en niet spreken. Onze kiezers vinden de EU een succes en dat herhalen we voortdurend, want dat willen onze kiezers horen.”

Dus D66 zoekt vaak geen kiezers meer bij het eigen verhaal, maar een verhaal bij de eigen kiezers.

„Marketing. De partij als merk”, zei Bob de Ruiter. „Maar onder Hans was het ondenkbaar dat we zeiden: we ontkennen bepaalde problemen omdat onze kiezers dat verwachten.”

Het „pijnlijkste” vond hij daarom dat ook een passage over Lale Gül uit zijn Schoo- lezing verdween. „Zij wordt bedreigd om wat ze schrijft, en dat past niet bij het D66-frame van geslaagde integratie.”

Daarbij was Gül in columns kritisch over Kaag. „Maar als je premier wil worden, moet je zo groot zijn om te zeggen: we zijn het oneens, maar ik kom op voor jouw vrijheid. Dát is inclusief.”

Hij snapt dat je Wilders of Baudet niet zult overtuigen. „Maar D66 moet wel de achterban van hun partijen serieus nemen.”

Deed Alexander Pechtold dat dan niet met zijn boek Henk, Ingrid en Alexander (2012)? „Dat ging niet om het contact”, zei hij. „Dat was: ik, Alexander, praat met Henk en Ingrid.”

Ook een ander kernpunt van De Ruiters denken – het gif van de Haagse debatcultuur – haalde de slotversie van de Schoo-lezing niet. „Haagse debatten versterken de stammenstrijd alleen maar.” De ene schijnbeweging na de andere. De politicus die van een opponent eist: u neemt uw woorden terug. „Een trucje. Want hij weet: dat gaat mijn tegenstander nooit doen.”

Maar onder Pechtold dankte D66 het succes mede aan zijn vurige debatten met Geert Wilders (PVV). „Het was conflict creëren”, zei Bob de Ruiter. „Nogal cynisch. Als je het populisme de wind uit de zeilen wil nemen doe je dat juist niet.”

Van een ingewijde hoorde hij dat Wilders na een debat over hoofddoekjes in de campagne van 2021 Kaag toefluisterde: ‘Dit was zowel goed voor jou als voor mij.’

Toch vermoedt De Ruiter dat Kaag het debat met Wilders minder zoekt dan eerder Pechtold. „Ik heb de indruk dat zij liever andere accenten legt.”

Bob de Ruiter is D66-lid gebleven, „want D66 is niet alleen wat nu de partijtop is”. Hij wil dat zijn partij terugkeert naar haar oorsprong. „We moeten weer de beweging zijn waarvoor we zijn opgericht.” Openstaan voor anderen. „Het wij-zij denken doorbreken.”

Van Mierlo kon in zijn optredens openlijk twijfelen. „Hans redeneerde, stelde vragen, en trok zo ook de aandacht van mensen die geen D66 stemden.” Een manier waarmee de partij misschien weer „écht in gesprek” met „de achterban van populisten” kan komen. „Je zoekt niet het meningsverschil, je neemt mensen serieus.”

Hij hoopt dat D66’ers ook zo met zijn kritiek omgaan. „Sommigen zullen dit lezen en denken: wat is die Bob een enorme zak. Maar het is in de geest van onze partij om te zeggen: laten we wel naar hem luisteren.”

En als deze week volgens hem iets bleek, is het dat D66 de koers moet verleggen. „Loyaliteit is elementair in een stam”, zei hij. „En dat brengt ons nu in de problemen: toen talentscout Frans van Drimmelen in 2015 en 2016 in de fout ging [hij stalkte een partijmedewerker, red.] steunde de hele top hem. Daar is de ellende begonnen.”

Het bewijs dat het anders moet. „Verlaat het tribalisme, en ga weer op zoek naar de constructieve ziel van de partij”, zei hij.