Klein, kleiner, groots.
Het wordt wel getypeerd als een handgranaat die in je hand kan ontploffen. Of erger nog: als een geweer waarvan je niet weet hoe het werkt. Richt je op het doelwit of kijk je zelf in de loop?
Waar dit allemaal op betrekking heeft? Schrik niet: op de gedachte dat je een speech zou kunnen beginnen met een grapje om zo het ijs te breken.
‘Doe dat alsjeblieft niet,’ houden speechschrijvers, mediatrainers en spindoctors hun klanten voor. ‘Veel te riskant’. Daar hebben ze wel gelijk in, maar ze schieten ook door. Om in dezelfde sfeer te blijven: dit is ‘overkill’. Het resultaat zou zomaar kunnen zijn dat de toch al aarzelende spreker zich geen enkele lichtvoetige noot meer veroorlooft en voortaan nog alleen maar gewoon vertelt wat er verteld moet worden. En dan trekt hij dus de verkeerde conclusie. Want een toespraak zonder humor is als een feest zonder muziek. Het kan weliswaar gezellig worden, maar de stemming komt er niet echt in.
‘Humor indicates leadership,’ stelt de Amerikaanse auteur Mel Helitzer. Zeker van leidinggevenden mag daarom verwacht worden dat zij niet alleen over humor beschikken, maar daar ook op passende wijze blijk van geven. Een glimlach, een vleugje zelfspot en een relativerende anekdote: de manager die zich van deze middelen bedient, creëert vertrouwen. Wie daarentegen die de hele dag met gefronste wenkbrauwen rondloopt, laat zien dat hij het allemaal niet kan bolwerken en creëert slechts onrust.
Dus toch op zoek naar de grap met een gegarandeerde lach?
Nee, dat is niet nodig. Het is veel beter om iets te zoeken in de sfeer van wat in de VS de ‘non joking forms’ genoemd wordt. Dat ‘iets’ kan een voorval zijn dat relevant is voor het onderwerp van de speech, dat je zelf hebt meegemaakt en dat je aan het denken heeft gezet. Of nog beter: dat je zelfs even in verwarring heeft gebracht. Als je die dan ook nog vertelt met oog voor de details en de couleur locale en je kunt er ook nog eerlijk bij vertellen hoe onhandig of naïef je in eerste instantie reageerde, dan heb je een verhaal dat zowel leuk is als interessant.
Weliswaar levert dat misschien nog geen schaterlach op, maar wel een glimlach. Voor de spreker die niet zo nodig de lolbroek wil uithangen maar wel graag de zaal voor zich inneemt, is dat goed genoeg!
Veel mensen in een leidinggevende positie beschikken over een rijk arsenaal aan ervaringen waaruit zij kunnen putten. Zo moeilijk zal het dus niet zijn om een voorval te vinden waar een onderhoudend en persoonlijk getinte anekdote van te bakken is. Maar een complicatie is er wel. Is de spreker wel tot enige zelfrelativering in staat? Kan hij of zij zich ook klein maken?
Ja, grote leiders kunnen dat. Toen Charles de Gaulle via BBC het Franse volk toesprak, stelde hij zich voor als ‘een Franse soldaat’. En op de dag van beëdiging noemt de nieuwe Amerikaanse president zichzelf niet dé president, maar de 49ste, 50ste of 51ste president. Hij is immers slechts de zoveelste in een reeks; een passant eigenlijk die nederig de taak oppakt die hem is opgedragen.
Maar kleine leiders….die kunnen dat niet. Of positiever geformuleerd: nóg niet! Ziehier de ware uitdaging voor speechschrijvers, mediatrainers en spindoctors: leg je opdrachtgever uit dat wie groot wil worden, zich soms klein moet maken.